וַיֹּ֤אמֶר יְהֹוָה֙ אֶל־משֶׁ֔ה אֱמֹ֥ר אֶל־הַכֹּֽהֲנִ֖ים בְּנֵ֣י אַֽהֲרֹ֑ן וְאָֽמַרְתָּ֣ אֲלֵהֶ֔ם לְנֶ֥פֶשׁ לֹֽא־יִטַּמָּ֖א בְּעַמָּֽיו: כִּ֚י אִם־לִשְׁאֵר֔וֹ הַקָּרֹ֖ב אֵלָ֑יו לְאִמּ֣וֹ וּלְאָבִ֔יו וְלִבְנ֥וֹ וּלְבִתּ֖וֹ וּלְאָחִֽיו: וְלַֽאֲחֹת֤וֹ הַבְּתוּלָה֙ הַקְּרוֹבָ֣ה אֵלָ֔יו אֲשֶׁ֥ר לֹא־הָֽיְתָ֖ה לְאִ֑ישׁ לָ֖הּ יִטַּמָּֽא: לֹ֥א יִטַּמָּ֖א בַּ֣עַל בְּעַמָּ֑יו לְהֵ֖חַלּֽוֹ:
De HEERE zei tegen Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen van Aäron, en zeg tegen hen: Een priester mag zichzelf niet verontreinigen met een dode onder zijn volksgenoten, behalve met zijn naaste bloedverwant: met zijn moeder, met zijn vader, met zijn zoon, met zijn dochter, met zijn broer. En met zijn zuster die maagd is, die nauw aan hem verwant is, die nog niet aan een man toebehoort. Met haar mag hij zich verontreinigen. Hij mag zich als echtgenoot niet verontreinigen met zijn volksgenoten. Hij zou zichzelf daardoor ontheiligen.
Leviticus 21:1-4
In het Toragedeelte van deze week vinden we een opsomming van de Moadiem, de vastgestelde tijden van HaSjem. Dit is de meest bestudeerde tekst. Maar ook aan het begin van het Toragedeelte staat een heel belangrijk inzicht. Daar lezen we de regels die van invloed zijn op hoe een koheen omgaat met een overledene, een lijk.
Omdat een koheen apart gezet is voor HaSjem, gelden er voor hem beperkingen wat betreft het bezoeken van een graf. Een koheen kan dat niet doen. Per uitzondering kan dat wel voor het graf van naaste bloedverwanten. Maar behalve dat mag een koheen niet opzettelijk onrein worden door in de buurt te komen van een dode of een graf. Welke begraafplaatsen mag een koheen bezoeken? De naaste familie wordt gedefinieerd als moeder, vader, broer, zoon, dochter, ongetrouwde zus en vrouw. In het gedeelte staat duidelijk dat een man zich mag verontreinigen aan het graf van zijn vrouw, maar het gaat niet zo ver dat hij zichzelf mag verontreinigen door de nida (de periode dat een vrouw ritueel onrein is wegens haar menstruatie) van zijn vrouw. Met andere woorden: zolang de vrouw van een koheen leeft, mag zij niet zijn verontreiniging veroorzaken, maar als ze gestorven is, mag hij zichzelf verontreinigen door haar graf te bezoeken.
Deze redenering ligt ten grondslag aan wie mag staan bij het Kaddiesj voor rouwenden. De regels voor het Kaddiesj voor rouwenden gelden zowel voor de jahrzeit (gedenkdag van de overlijdensdatum van iemand) als voor diegenen die het Kaddiesj zeggen gedurende het eerste jaar na het overlijden van een naast familielid. Het naaste familielid wordt gedefinieerd als het naaste familielid waarmee een koheen zich mag verontreinigen en van wie hij het graf mag bezoeken. Wie gaan er dus staan voor dit Kaddiesj? Het antwoord vinden we in het Toragedeelte: diegenen die rouwen om een moeder, vader, zoon, dochter, broer, vrouw en ongetrouwde zus. De man van een getrouwde zus gaat voor haar staan. Ook haar moeder en vader gaan staan, maar niet haar broer.
Dit zijn de enige mensen waarvoor we mogen staan om het Kaddiesj voor rouwenden op te zeggen. De gemeente weet dat wie staat voor het Kaddiesj, rouwt om het heengaan van een naast familielid. Als een goede vriend of iemand die belangrijk voor je was sterft en je wilt die eren door het Kaddiesj te bidden, dan mag je het Kaddiesj zittend en in stilte zeggen ter ere van diegene die je herdenkt. Maar het is belangrijk dat je niet gaat staan. Zo weet de gemeente wie er rouwt om een naast familielid.
Sjabbat sjalom.