Deuteronomium 15:1-2: “Na verloop van zeven jaar moet u kwijtschelding verlenen. Dit nu is wat de kwijtschelding inhoudt: iedere schuldeiser die iets aan zijn naaste geleend heeft, moet hem dat kwijtschelden. Hij mag van zijn naaste of zijn broeder geen betaling eisen, aangezien men een kwijtschelding heeft uitgeroepen voor de HEERE.”
Het Toragedeelte van deze week gaat over de zevenjarige cyclus die ‘sjmita’ heet. Het woord sjmita betekent kwijtschelding of vrijlating. Het komt niet voor in het Toragedeelte. Het staat wel in de samenvatting die Mozes geeft in Deuteronomium 15. Net zoals elke zevende dag een Sjabbat is, is elk zevende jaar ook een Sjabbat. Dit is een Sjabbat voor het land van Israël.
Tijdens het sjmitajaar mag er geen werk op het land gebeuren. De grond mag helemaal niet bewerkt worden. Men mag niet oogsten. Maar wat vanzelf opkomt, wat de grond zelf voortbrengt, mag iemand voor zichzelf, zijn gezin en zijn vee verzamelen.
In Deuteronomium 15:4 wordt dit uitgelegd: “Er hoeft onder u geen arme te zijn.” Het idee van het sjmita is dat iedereen in Israël weer op gelijke voet staat. Van iedereen worden de schulden kwijtgescholden en iedereen verzamelt zijn voedsel van wat de grond zelf voortbrengt. Door dit proces, dat elke zeven jaar herhaald wordt, moeten alle mensen in het land hun voedsel verzamelen zoals de armen doen. Wat op het veld is overgebleven en de pejot (de hoeken) van het veld, zijn voorbehouden aan de arme. Elk zevende jaar moet iedereen verzamelen wat is overgebleven of wat op de pejot staat. In wezen is iedereen arm en dat betekent dat niemand arm is. Iedereen is gelijk.
In het sjmitajaar is er een echte kwijtschelding. Onze schulden worden kwijtgescholden en onze schuldeisers hoeven zich geen zorgen meer te maken of ze terugbetaald krijgen. Omdat dit het jaar van kwijtschelding is, zijn we verlost van zowel financiële lasten als financiële plichten. We zijn allemaal arm. Dat wil zeggen dat we allemaal rijk zijn. We hebben een heel jaar om ons denken te vernieuwen en te zien dat HaSjem steeds in alles voorziet. We rapen allemaal op wat is overgebleven en we zijn allemaal gelijk. Het is een tijd om ons denken te vernieuwen en ons geloof in HaSjem nieuw leven in te blazen. Het principe van het sjmita is zo belangrijk dat het negeren ervan één van de druppels was die de emmer deed overlopen. Het leidde immers tot de vernietiging van Salomo’s Tempel.
Het Toraprincipe is duidelijk: de sjmita maakt ons duidelijk dat we allemaal gelijk zijn in de ogen van HaSjem. HaSjem zorgt ervoor dat we elke zeven jaar een heel jaar de tijd hebben om dat in te zien. Elke inwoner van het Land van belofte, zowel Jood als geer, moet hieraan herinnerd worden. Zoals Ben Zoma in Pirkee Avot 4 zegt: “Wie is rijk? Diegene die blij is met zijn deel.”